Beeld
Iedere geschiedenis heeft zijn begin. Dit is het onze…
Volgens een legende zou een schipper het aan de oever van de Vleterbeek gevonden hebben. Hij zou het eerst naar de St.-Bertinuskerk en daarna naar de O.L.Vrouwe-kerk gebracht hebben. ’s Anderendaags vond hij het opnieuw langs de oever. Uiteindelijk belandde het in de St.-Janskerk, waar het bleef. O.L.Vrouw van St.-Jan draagt niet alleen een kroon, maar ook een prachtig gewaad dat met zilverdraad bestikt is. Bij heel speciale gelegenheden wordt het beeld zelfs getooid met een kleed dat schittert van de gouddraad.
Over het eigenlijke beeld schreef de E.H. J. Opdedrinck in 1899 in zijn boek over het mirakel van Poperinge het volgende: ” ’t Is uit een zware eikenblok gesneden. ’t Bovenste gedeelte is met veel kunstzin gebeiteld. ’t Kindeke Jezus, door O.L.Vrouw op de arm gedragen, is zeer fijn uitgesneden. Alleen het onderste deel van de eiken blok bleef ruw en onafgewerkt. Het beeld, dat in totaal 90 cm. hoog is, werd naar Middeleeuwse trant beschilderd, doch men heeft de indruk dat de kleuren nooit vernieuwd werden.
Alhoewel het genadebeeld van O.-L.-Vrouw van St.-Jan steeds honkvast en trouw bewaard werd in de St.-Janskerk, toch zijn volgende historische anekdoten het weten waard: Driemaal is het beeld ondergedoken geweest: op 22 oktober 1793, tijdens de Franse Revolutie, vielen Franse soldaten Poperinge binnen en plunderden de stad drie weken lang. In de St.-Janskerk werd een vuur aangestoken, maar de vlammen doofden uit. Het beeld ontsnapte aan een dreigende vernietiging.
Gezien dit feit en de woelige onzekere tijden oordeelde men, dat het beeld beter in veiligheid gebracht werd. Twee onverschrokken mannen, onder wie ‘schoolmeester’ Karel Jan Ferleu brachten het beeld ’s nachts via een hofstede op de Pezelhoek naar een schuur in Langewade (Merkem). Toch was men niet gerust omdat het beeld zo ver van Poperinge verborgen was. Enige tijd later haalden daarom dezelfde mannen het beeld terug en verborgen het nu op een pachthoeve dichtbij de heerlijkheid ‘de Coppenolle’. Het beeld bleef er verborgen tot in 1802, toen als gevolg van het concordaat van Napoleon met Paus Pius V de kerken voor de eredienst heropend werden. tijdens de eerste wereldoorlog bleef het genadebeeld tot in het laatste oorlogsjaar ter plaatse. In april 1918 was de toestand echter zo kritisch geworden, dat de stad moest worden ontruimd. Het zware mirakelbeeld werd in een zak geborgen en door Cyriel Beugnies op zijn schouders naar het gehucht ‘het Vogeltje’ gedragen, waar de Zusters het als een kostbaar pand ontvingen en het de dag door met brandende kaarsen vereerden – te veel zelfs, want er ontstond brand, zonder erge gevolgen evenwel. De druk van de vijandelijke macht werd steeds sterker. Tenslotte werd het beeld en de gouden sieraden door onderpastoor Sobry in twee kisten met ‘tafellijnwaad’ ingepakt, en door toedoen van de bijzondere Dienst van het Ministerie van
Wetenschappen en Kunsten belast met de ontruiming van de kunstschatten uit de Frontstreek gevoerd naar Conchil-le-Temple in Frankrijk. Daar vonden ze met veel andere kostbaarheden een onderkomen in een militaire barak, onder de hoede van Belgische soldaten, die zich daar onledig hielden met het lappen van soldatenschoenen. Na de wapenstilstand van 11.11.18 was men enigszins ongerust over het genadebeeld en bang dat het een ganse tijd kon duren eer het beeld gevonden was en terug zou keren naar Poperinge. Pastoor Blanckaert riep de hulp in van E.H. Jos Vuylsteke, oud Poperingenaar en brancardier tijdens de oorlog. Deze stoutmoedige durver geraakte in soldatenuniform als ‘blind passagier’ in een beestenwagen op een militaire trein richting Brussel. Hij vond er na zeer lang zoeken de verantwoordelijke voor het ontruimen van de kunstschatten en verkreeg een schriftelijke volmacht om het beeld naar Conchil-le-Temple te gaan halen. Dagen later was hij ter plaatse en vond er een kistje met opschrift ‘Bijoux de la Vierge de Poperinghe’ en een zware kist met de aanduiding ‘Vierge de St.-Jean de Poperinghe’. De soldaten hadden recht op kosteloos vervoer van 30 kg reisgoed; zijn kisten wogen er zestig. Een poging tot omkoperij mislukte; maar toch slaagde hij erin ze op een trein te krijgen tot in Hazebroek en de dag nadien op een tweede trein richting Poperinge, waar hij om 11 u. ’s morgens aankwam.
Tweeëntwintig jaar later trekken de legers van Hitler bliksemsnel door ons land. Spontaan denkt men aan de veiligheid van het mirakelbeeld. Het werd in een zinken kist gesloten en onderpastoor D’hoore voorzag de kist ’s avonds laat nog van een flinke laag teer. In het holst van de nacht maakte Jozef Igodt uit de St.-Jansstraat een diepe put in zijn hoppeveld en begroef er de kist. Helaas, enige dagen later waren de Duitsers daar en groeven éénmansschuilplaatsen op geringe afstand van de verborgen schat. Het beeld werd vlug heimelijk ontgaven en naar Menen gevoerd, naar het atelier van beeldhouwer Delafontaine; er was immers ontbinding door houtworm vastgesteld. Na een geslaagde behandeling keerde het naar Poperinge terug en bleef het tijdens de bange oorlogsjaren in de St.-Janskerk als toevlucht voor de gelovigen. Bijna zonder slag of stoot werd de stad nadien bevrijd. Het grootste gevaar dat het beeld ooit bedreigd heeft is de beeldenstorm van 1566. Op 14 augustus van dat jaar bestormden opgezweepte geuzen kerken kloosters en vernietigden beelden, altaren en andere kostbaarheden. De aanval gebeurde zo onverwacht na een ophitsende preek van Matte uit Ieper, dat de magistraat en weldenkende burgers het niet konden verhinderen. Enkel het mirakelbeeld van O.-L.-Vrouw van St.-Jan werd gespaard. Driemaal deed het beeld een reis buiten de stad om een Mariaplechtigheid op te luisteren:
• op 30 oktober 1949 naar Rijsel voor de 75ste verjaring van de kroning van Notre Dame de la Treille.
• op 5 september 1954 naar Koekelberg voor de Nationale Mariahulde.
• op 17 juni 1955 naar de Rode Berg (Westouter) voor een grootse bedevaart van de Christelijke Mutualiteiten.
Het beeld werd door een getrouwe kopie vertegenwoordigd in Dadizele (mei 1956) en in Scherpenheuvel (7.08.1960).
Geraadpleegde werken:
Het Mirakelbeeld van Onze Lieve Vrouw vereerd in Sint Janskerk, te Poperinghe door J. OPDEDRINCK
Geschiedenis van het groot mirakel en van de verering van het genadebeeld, uitgegeven ter gelegenheid van de jubelviering bij de 475ste verjaring van het mirakel Aan de Schreve, 9de jaargang 1979 – nr. 2, speciaal nummer naar aanleiding van de 500ste verjaring van het mirakel door Maurits DEBRIE
Ommegangberichten door Maurits DE GERSEM.